Jaarrekening 2018

Paragrafen

Risicobeheer

Om rentekosten zoveel mogelijk te minimaliseren dient er een goede balans gevonden te worden tussen optimalisatie op korte termijn en stabilisatie op lange termijn. Zo kan financiering met korte looptijd op een zeker moment de laagste rentelasten geven, terwijl vanuit het oogpunt van de lange termijn stabiliteit een financiering met een lange rentevaste looptijd de voorkeur geniet, ondanks dat dit (op korte termijn) een iets duurdere oplossing zou betekenen.
De Wet fido geeft een tweetal richtlijnen voor het beperken van de renterisico’s. Het gaat hierbij in de eerste plaats om de kasgeldlimiet en in de tweede plaats om de renterisiconorm.

Kasgeldlimiet
De kasgeldlimiet geeft de limiet aan voor de vlottende schuld van de gemeente. Deze limiet wordt bepaald door een ministerieel vastgesteld percentage (8,5%) van de netto begroting.
Dus financiering met geldleningen met een looptijd van korter dan één jaar en schulden in rekening courant is toegestaan tot 8,5% van de netto begroting aan het begin van het jaar. Deze limiet bedroeg in 2018 afgerond € 4,5 miljoen.
Onderstaande tabel bevat de informatie met betrekking tot de kasgeldlimiet. Deze kasgeldlimiet laat vanaf het 3e kwartaal 2018 een aaneengesloten overschrijding zien. De aflossing van de laatste tranche van het OVE garantiefonds begin 2019 zorgt vanaf dat moment voor een lagere netto vlottende schuld van ongeveer € 3,8 miljoen.

Periode

Kwartaal 1
2018

Kwartaal 2
2018

Kwartaal 3
2018

Kwartaal 4 2018

Netto vlottende schuld -/- overschot vlottende middelen

5.319

4.441

5.586

6.584

Kasgeldlimiet

4.500

4.500

4.500

4.500

Overschrijding van kasgeldlimiet

819

-

1.086

2.084

Ruimte tot de kasgeldlimiet

-

59

-

-

Renterisiconorm
Met het stellen van een renterisiconorm wordt een kader geschapen om tot een zodanige opbouw van de leningportefeuille te komen, dat het renterisico uit hoofde van renteaanpassingen en herfinanciering van de geldleningen in voldoende mate wordt beperkt. Deze norm houdt in dat 20% van de langlopende leningen per jaar in aanmerking mag komen voor herfinanciering en renteherziening.
We onderscheiden primaire en secundaire renterisico’s. Primaire renterisico’s betreft het gevaar van een ongunstige stand van de rente op het moment dat nieuwe leningen afgesloten moeten worden. Secundaire renterisico’s betreft het niet kunnen profiteren van gunstige rente-ontwikkelingen. Risico’s loopt men dan ook bij een onevenwichtige verdeling van de portefeuille wat betreft de looptijden. Een portefeuille met overwegend kortlopende leningen kent een hoog primair risico, een overwegend lange portefeuille een hoog secundair risico. Uit onderstaand overzicht blijkt dat in het verslagjaar de renterisiconorm van Stein niet overschreden werd.

(bedragen x € 1.000)

Stap

Variabelen  Renterisico(norm)

2018

(1)

Renteherziening op vaste schuld

0

(2)

Netto nieuw aangetrokken vaste schuld

5.000

(3)

Betaalde aflossingen  

2.871

(4)

Herfinanciering (laagste van 2 en 3)

2.871

(5)

Renterisico op vaste schuld (1 + 4)

2.871

(6)

Renterisiconorm (20% x  vaste schuld per 1/1), excl doorverstrekte leningen woningstichtingen

7.061

(7)

Ruimte onder renterisiconorm (6 – 5)

4.190

Debiteurenrisico
Dit betreft het risico dat vorderingen op debiteuren niet kunnen worden geïnd en afgeboekt moeten worden. Ter afdekking van de risico’s met betrekking tot debiteuren sociale zaken is voor een bedrag van € 937.000 een voorziening gevormd. De voorziening voor risico’s met betrekking tot overige debiteuren bedraagt per 31 december 2018 € 222.000.

ga terug